Wie mij een beetje volgt, heeft al kunnen mee lezen hoe ik worstel met de gevolgen van complexe posttraumatische stress. Therapie is zwaar en mijn gemoed golft vaak tussen overspoeling en verdoving. De laatste tijd is dat meanderen overgegaan in misselijkmakend heen en weer geklotst worden en lijkt er niets meer tussen de twee uitersten in te zitten.
Vorige week bracht ik aan bij mijn therapeut dat het zo erg geworden is, dat ik tot niets meer in staat ben, of in elk geval niet tot zoveel als ik zou willen. Ik geef toe dat ‘niets’ relatief is: er zijn dagen dat ik echt helemaal niets doe behalve slapen, eten en eventueel Netflixen. Maar de meeste dagen probeer ik uit alle macht om toch maar alle dingen te doen die nu eenmaal moeten wanneer je mama bent. Zoals koken, boodschappen doen en er zijn voor je studerende kinderen. Koken lukt vooral omdat ik mezelf heb opgelegd om elke week minstens vier foodboxen te laten leveren, zodat ik een routine heb om te volgen. Boodschappen doen is lastig, zeker wanneer ik mezelf moet dwingen om buiten te komen en dat uitstel tot het echt niet anders kan. Alleen gebeurt dat dan vaak op momenten dat de winkel te druk is en trillende benen en een pijnlijk gevoel op mijn borstkas een paniekaanval inleiden, nog voordat ik vertrokken ben. En ik wéét dat ik die winkelbezoekjes beter zou inplannen wanneer het mij uitkomt, in plaats van de omstandigheden daarover te laten beslissen. Maar tegen dat de volgende ‘mijn shampoo is op’ of ‘je hebt de verkeerde scheermesjes mee’ aangekondigd worden, is mijn goede voornemen al gesmolten onder de zinderende zomerzon.
En dan spreek ik alleen nog maar over de materiële dingen die nodig zijn: want het is niet omdat kinderen jongvolwassen zijn, dat ze geen moederlijke aandacht nodig hebben. De volle aandacht, en niet de ‘ik heb maar twee procent batterij meer omdat dissociatie de andere achtentwintig procent heeft opgebrand sinds ik opstond van mijn middagdutje’ (tot meer dan dertig procent geraak ik al lang niet meer opgeladen). The lights are on but there’s no-one home, en zelfs dat licht is gereduceerd tot niet meer dan een flauw schijnsel…
Ik wil er wel zijn, maar het kost meer energie dan ik heb, en dat doet pijn! Ik blijf proberen, en falen, en proberen, en falen, en mezelf kwalijk nemen dat ik faal, en daardoor nog minder energie hebben, waarna de dingen die me doorgaans energie geven ook energie vreten omdat ik mezelf kwalijk neem dat ik dingen onderneem die energie geven terwijl ik er zelfs niet in slaag om het stof af te nemen (om maar iets te noemen).
Mijn therapeut spreekt over op één of andere manier de pauze-knop induwen. Ik weet wat hij daarmee bedoelt, maar om allerlei redenen is dat iets dat ik niet zie zitten.
En dus bedenk ik een andere pauze-knop. Ik schrap mijn to-do lijst tot de essentie: slapen - eten - drinken - ademen - blijven - blijven ademen - zacht zijn - ook, of vooral, voor mezelf. Wanneer de mentale ruimte er is: creëren, en/of wandelen, en dat beschouwen als therapie. Van daaruit zien waar we uitkomen. Proberen of ik de minimale ‘musts’ kan doen, maar mild zijn voor mezelf wanneer dat niet lukt. Omder het motto ‘Practice what you preach’:
Ik ben niet lui, ik doe niet ‘niets’, ik werk aan mijn herstel
(en dat is hard werken)!
Comments